Fabricage van aluminium producten geschiedt vrijwel overal ter wereld. De hoge waarde en het relatief lage transportgewicht maken het mogelijk dat de fabricage nauwelijks plaatsgebonden is. Wel plaatsgebonden zijn de producten van primair aluminium. Het onttrekken van de aluinaarde aan het bauxiet geschiedt doorgaans nabij de bauxietwinning. Aluminium kan niet, zoals ijzer door reductie met koolstof “vrijgemaakt” worden. De affiniteit van aluminium met zuurstof is daarvoor te groot. Voor de economische omzetting van aluinaarde in zuiver of primair aluminium wordt het elektrolyseproces toegepast. Hiervoor is elektriciteit nodig en daarom zijn de aluminiumproductiebedrijven van oudsher gebonden aan plaatsen waar elektrische energie goedkoop is en ook relatief schoon kan worden opgewekt. Het meest economisch en het minst milieubelastend is de stroom te betrekken van een waterkrachtcentrale. Het omsmelten van aluminiumproducten tot hergebruik of secundair aluminium vergt relatief weinig energie (slechts 5% van de energie die nodig is bij de productie van aluminium uit bauxiet) en kan in principe overal plaatsvinden waar voldoende aanbod is van (ingezameld) gebruikt aluminium.
Reststof
De reststof door aluinaarde aan bauxiet te onttrekken heet ‘red mud’ en wordt gebruikt voor de inkleuring van dakpannen, waterzuivering, vulmateriaal voor asfaltwegen, kunstmest, enz. Voor het elektrolytische proces van primair aluminium is veel elektrische energie nodig. Om de last voor het milieu te verminderen, wordt voor 65% van de productie gebruikgemaakt van waterkrachtcentrales. Nederland beschikt over meerdere producten van primair aluminium (primaire smelters). Daarnaast zijn er in Nederland zo’n tien producenten van secundair aluminium (secundaire smelters). Aluminium wordt vrij verhandeld via de Londense beurs (LME), zodat de herkomst van het gebruikte aluminium nooit precies bekend is.
Het moffelen van aluminium geschiedt op basis van poedercoating. Dit geschiedt volgens de VMRG-kwaliteitseisen en adviezen dan wel de geldende Qualicoat- of G.S.B.-voorschriften. Vooraf ondergaat het de bewerkingen ontvetten, beitsen en aanbrengen van een conversielaag. Alle gemoffelde Roval materialen zijn standaard voorzien van een Seaside voorbehandeling.
De vereiste moffellaagdikte is afhankelijk van de omstandigheden waar toepassing plaatsvindt. Standaard wordt 60 micron gehanteerd. In agressieve gebieden zoals omschreven in de VMRG-kwaliteitseisen dient pre-anodisatie te worden toegepast. Moffelen is in nagenoeg elke gewenste kleur mogelijk. RAL-kleuren genieten echter de voorkeur i.v.m. scherpe prijzen en korte levertijden.
Van de dakrand Roval-Standaard 60 x 64 mm zijn een 9-tal RAL-kleuren uit voorraad leverbaar. Van de Standaard 80 x 64 mm ligt er één kleur op voorraad. Van de Roval-ClassicPLUS® is blank geanodiseerd en de RAL-kleuren 7016 en 9005 uit voorraad leverbaar.
Bij anodiseren wordt langs elektrolytische weg een oxidelaag aangebracht. Dit geschiedt volgens de VMRG-kwaliteitseisen en adviezen dan wel de geldende Qualanod- of G.S.B.- voorschriften en wordt hoofdzakelijk in blanke (naturel) uitvoering toegepast. Standaard wordt een laagdikte van 20 micron gehanteerd. In agressieve omgevingen, o.a. industriegebieden en aan zee adviseren wij 25 micron.
Een beperkt aantal kleuren is eveneens mogelijk. Kleuranodisatie zal geschieden aan de hand van grensmonsters. Men dient zowel bij kleur- als blanke uitvoeringen rekening te houden met mogelijke kleurverschillen. Een breed assortiment geanodiseerde dakranden is uit voorraad leverbaar.
Onder omvormen verstaat men het proces waarbij de vorm van het uitgangsmateriaal doelmatig wordt gewijzigd door middel van niet-verspanende bewerkingen. Omvormingstechnieken zijn onder meer: walsen (plaatmateriaal), extruderen (profielmateriaal), dieptrekken (plaatmateriaal), kanten, zetten (plaatmateriaal), buigen (plaat- en profielmateriaal) en smeden. Alleen de omvormingstechnieken walsen en extruderen zullen hieronder behandeld worden.
Extruderen
Extruderen is het warm omvormen van materiaal (extrusiebillets) tot profiel door het verwarmde materiaal onder druk door een vormopening in een matrijs te persen. Voor de gevelbouw is het extrusieprofiel de meest voorkomende materiaalvorm.
Walsen
Dit proces kan warm en koud uitgevoerd worden. De walsplakken worden t.b.v. het uitwalsen verwarmd tot ca. 500 °C. Door het walsen ontstaat door wrijving warmte. Daarom wordt tijdens het warmwalsen de band gekoeld met een water/olieemulsie (tevens voor smering van de wals). Hierdoor verbetert ook de vlakheid van de aluminiumband. Na het warmwalsen wordt de band opgerold en naar de koudwalsstraat vervoerd. In het koudwalsproces worden de uiteindelijke dikte, hardheid en oppervlaktekwaliteit van de plaat verkregen.
De extrusiebillets dienen met de juiste chemische samenstelling en goed gehomogeniseerd aangeleverd te worden. Onvolkomenheden in de billet mogen niet voorkomen, want dit uit zich direct in het geëxtrudeerde profiel. De matrijzen hebben een bepaalde levensduur – de standtijd – waarna ze gerepareerd of vervangen dienen te worden. Door slijtage van de matrijs nemen de wanddiktes en de oppervlakteruwheid van de geëxtrudeerde profielen langzaam toe. De profielen dienen strak, recht, vormjuist, zonder veel extrusie- en grafietstrepen afgeleverd te worden. De toegelaten afwijkingen zijn in tal van normen geregeld. De kwaliteit van het geëxtrudeerde profiel is afhankelijk van procescondities (procesbeheersing), kwaliteit van de extrusiebillet (de samenstelling, zuiverheid en homogeniteit van de billet), kwaliteit van de matrijs, kwaliteit van de behandeling na het extruderen: koelen, strekken en verouderen.